09 november 2019
Priester heeft te maken met offer. (Leviticus/Hebreeenbrief) Elk offer gaf aan: spijt hebben over je zonde is niet voldoende. God eist: dood, straf. Maar: er mocht (!) geofferd worden. Jezus is het offer. Door God gegeven.
Jezus zegt: Ik ben gekomen om Mijn ziel te geven tot rantsoen/losprijs voor velen. De wet houdt ons vast. Totdat de dood komt. Jezus is het losgeld tot verlossing van velen. Niet van allen, maar het getal van de velen is nog niet vol.
Wie heeft er zo’n Priester nodig? Anders kom ik nooit uit de greep de wet los. Wat ik ook doe of niet doe. Hem heb ik nodig! Er is nog ruimte in het offer van de Priester Jezus Christus. Als Profeet brengt Hij zondaren bij Zijn offer. Weten wij daarvan?
Dan vindt de wonderlijke ruil plaats. Hij voor mij. En Hij leeft om altijd voor mij te bidden. Wat heb je Hem dan lief! Hij diende mij, schuldige, vijandige. Toch kwam Hij voor mij!
De zalving van het Hoofd druipt ook over het lichaam. De christen wordt Christus’ beeld gelijk. Christus priester zijn had twee grondlijnen.
Ten eerste deed Hij niet voor Zichzelf, maar voor God
Ten tweede diende Hij zondaren dwz. uit bewogenheid.
Zijn beeld gelijk dwz. ten eerste: mijzelf God ten dankoffer wijden.
Is dit de geur van onze godsdienst?
Zijn beeld gelijk dwz. ten tweede: dienen van de naaste met bewogenheid.
Zo’n christen, zo’n gemeente is een stad op een berg.
Bron: https://hervormdwaarder.nl/nieuws+en+overdenking/11463/Overdenking-op-zondagavond-10-nov-2019:-HC-antw-31b-en-32b.html